Mobiliteit en duurzaamheid gaan hand in hand en hebben ook fiscale gevolgen. De wet van 25 november 2021 over de “Fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit” zet in op duurzame mobiliteit. Dat betekent dat steeds meer werknemers elektrisch gaan rijden en opladen.

We herinneren aan de fiscale regels voor elektrische wagens en focussen op het begrip ‘werkelijke elektriciteitskosten’ volgens een recentere en strengere regeling.

Fiscale aftrek elektrische wagens:

Vanaf 1 juli 2023 neemt de wetgever geleidelijk de fiscale voordelen voor bedrijfswagens met een brandstof- of hybride motor weg. Het wordt dus interessanter voor werkgevers om hun werknemers een elektrische wagen ter beschikking te stellen.

Voor elektrische voertuigen die aangekocht, geleased of gehuurd zijn vóór 1 januari 2027 is er 100% kostenaftrek. Voor voertuigen die na deze datum zijn aangekocht, geleased of gehuurd, daalt het aftrekpercentage (afhankelijk van het jaar):

2027: 95%

2028: 90%

2029: 82,5%

2030: 75%

Vanaf 1 januari 2031: 67,5%

Het juiste aftrekpercentage hangt af van het moment waarop het voertuig wordt beschouwd als aangekocht, geleased of gehuurd. Voor aangekochte wagens wordt gekeken naar de datum van de bestelbon. Voor operationeel geleasede of gehuurde voertuigen wordt gekeken naar de datum waarop het lease- of huurcontract is afgesloten.

Het is belangrijk om op te letten bij situaties waarin de vennootschap eerst een wagen bestelt en daarna op zoek gaat naar financiering. Als de vennootschap vervolgens besluit om het voertuig operationeel te leasen en het dus niet zelf aan te kopen, wordt voor de aftrekbeperking gekeken naar de datum van het afsluiten van het operationele leasecontract.

Fiscale voordelen voor laadstations

Volgens de “Fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit” vallen de kosten voor laadstations voor elektrische auto’s onder de autokosten die niet onderworpen zijn aan aftrekbeperking. Vanaf 1 januari 2031 zijn kosten voor laadstations echter slechts voor 75% aftrekbaar, in plaats van onbeperkt.

Volgens artikel 31, lid 2, 2° van de WIB 1992 worden ‘bezoldigingen van werknemers’ gedefinieerd als beloningen die de werknemer ontvangt voor arbeid in dienst van een werkgever, inclusief voordelen van alle aard die voortvloeien uit de beroepswerkzaamheid. Het belastbare voordeel voor persoonlijk gebruik van een door de werkgever ter beschikking gestelde elektrische auto wordt forfaitair vastgesteld.

In het geval dat naast een bedrijfswagen ook een tankkaart beschikbaar wordt gesteld, wordt er geen extra voordeel in rekening gebracht voor de tankkaart. Maar wat gebeurt er als een werknemer zijn auto thuis oplaadt (al dan niet met een laadstation)?

Bij het ter beschikking stellen van een laadstation aan de werknemer, zijn er bepaalde voorwaarden waaraan voldaan moet worden om geen extra belastingvoordeel te hebben. Deze voorwaarden omvatten onder andere het ter beschikking stellen van een elektrische bedrijfswagen, een homecharger of een elektrische laadpaal met een specifiek communicatiesysteem, en een carpolicy die de terugbetaling van elektriciteitskosten voorziet. Als aan deze voorwaarden is voldaan, kan de terugbetaling van de elektriciteit aan de werknemer belastingvrij zijn. Anders hangen de fiscale gevolgen af van de aard van de verplaatsing, zoals professioneel of privé.

Meerdere gebruikers kunnen hetzelfde laadstation gebruiken voor hun elektrische bedrijfswagens, zolang de laadkosten per voertuig apart kunnen worden vastgesteld. De werkgever kan de laadkosten terugbetalen op basis van de werkelijke elektriciteitskosten van de werknemer. Vaak worden de tarieven van de CREG gebruikt voor deze terugbetaling, omdat deze gemakkelijk te berekenen zijn. Dit zorgt voor een eenvoudige administratieve afhandeling van de elektriciteitskosten voor de werknemer.

Een recente beslissing van de DVB betreft de term “werkelijke elektriciteitskosten” (Voorafg.Besliss. nr. 2023.0080, 28 april 2023).

Volgens de beslissing registreert het laadstation het verbruik van de elektrische wagen en stuurt dit door naar de laadpaalprovider. De provider betaalt de werknemer maandelijks terug op basis van de werkelijke prijs per kilowattuur. Bij een variabele elektriciteitsprijs wordt een gemiddelde prijs bepaald en eventuele verschillen worden bij de volgende betaling verrekend.

Helaas veroorzaakt dit extra administratieve lasten voor zowel de werknemer als de werkgever/laadpaalprovider. De werknemer moet de nodige gegevens over zijn/haar elektriciteitscontract verstrekken om een juiste vergoeding te ontvangen. Een te hoge terugbetaling kan namelijk leiden tot extra voordelen waar belasting over betaald moet worden.

Voor werknemers met een vast energiecontract moeten ze alleen hun vaste kWh-prijs doorgeven en eventuele wijzigingen melden. Voor werknemers met een variabel energiecontract wordt dit echter complexer, omdat de werkelijke prijs periodiek moet worden doorgegeven op basis van een gewogen gemiddelde.

Om de verbeterde snelheid en prestaties op lange termijn te behouden, is krachttraining een belangrijk onderdeel van het trainingsprogramma van elke hardloper.

Let op: De DVB heeft geen mening over de situatie waarin de werknemer zonnepanelen heeft.

Conclusie

De wetgever heeft met de wet van 25 november 2021, genaamd “Fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit”, gekozen voor een groener wagenpark voor bedrijven. De wet vermindert geleidelijk de fiscale voordelen voor brandstof- en hybride auto’s. Bedrijven die ervoor kiezen te investeren in een laadstation op het huisadres van de werknemer kunnen profiteren van een aftrek van 100%.

In dit kader besluiten steeds meer bedrijven om naast het ter beschikking stellen van een elektrische auto, ook een laadstation bij de werknemer te plaatsen. Over hoe de vergoeding voor thuis getankte elektriciteit precies moet worden gedaan, heeft de wetgever naar onze mening nog geen duidelijk antwoord gegeven.

Een ruling uit eind 2020 stond toe dat de vergoeding werd gebaseerd op het tarief van de CREG. Vervolgens stelde de minister in 2021 dat de vergoeding gebaseerd moet zijn op de werkelijke elektriciteitskosten. Een nieuwe ruling interpreteert de term ‘werkelijke elektriciteitskost’ zeer strikt. Hierbij wordt verwezen naar het op dat moment geldende energiecontract. Werknemers moeten de nodige informatie over hun contract/afrekening verstrekken om ervoor te zorgen dat er niet te weinig of te veel elektriciteitskosten worden vergoed.

Het lijkt ons belangrijk om te benadrukken dat er behoefte is aan verdere verduidelijking om belastingplichtigen een duidelijk beeld te geven van hoe de vergoeding moet worden gedaan.